Ergens in een Argentijnse kroeg - Binnenblijfeditie #4
Lieve lezer,
Ik droom dat ik me begeef in het Buenos Aires van Borges. Het is begin januari en als ik op het Zuidelijk halfrond wortelschiet, breekt het zweet me uit. De plakkerige warmte is er een van ongemak en comfort tegelijk, als een kamerplant die zijn best doet in een klimaatgereguleerde kas naar de zon te groeien en daar altijd tegen een glazen plafond opbotst.
Struinend door de stad van mooie luchten en platanen die uit Parijs afkomstig lijken, stuit ik op een naamloos barretje. Het geheel ligt op een steenworp van begraafplaats Recoleta. De barman slaapt, zijn gespierde onderarmen worden beneveld door zo'n buis die je ook in de supermarkt ziet. Een man aan de bar tikt zijn laatste slok platgeslagen pils weg en krast met een kapmes zijn initialen in het tropische hardhout. Op mijn bordeelsluipers stap ik de kroeg in.
Ik word begroet door een papegaai die in een donker hoekje opgesteld staat. Het antwoord op de vraag of het goed met me gaat, weet ik op dat moment niet. De cowboy met het kapmes draait zich om en heft zich op van zijn barkruk. Behalve wat dancehall uit de mid-2000's en de geur van boos zweet en schraal bier is er niets van waarde in de kroeg. De man aan de bar lijkt regelrecht te zijn weggelopen uit True Detective en in het dagelijks leven onder de naam Woody Harrelson te opereren. Hij vertelt me dat dit de laatste keer is dat hij drinkt. Dat het slecht voor hem is en dat, als ik niet oppas, zijn weg ga. Wanneer ik naar zijn route vraag, kijkt hij in de diepte van zijn lege glas.
‘Leven of geleefd worden, señorita’, klinkt het uit de hoek. De papegaai is in een mespunt licht gaat zitten, zijn veren tonen prachtige kleuren. ‘Doe het niet. Laat me niet alleen.’ Dan hupst de papegaai naar de andere kant van zijn kooi en zet hij een ander stemmetje op. ‘Je hebt dat andere mens toch? Hoe heet ze, Florencia? Ga haar vervelen.’ De knokkels van de hand rondom het glas zijn stijf en wit, zie ik wanneer ik de cowboy aankijk. Zijn blik is nog steeds op de bodem gevestigd. Er ontstaan parels van zweet die samenkomen en langzaam richting ooghoek stromen. De papegaai gaat verder. ‘Hoe vaak heb je haar gezien? Hoe oud was ze? Was ik niet goed genoeg voor je?’
‘Genoeg’, roept de man aan de bar. Het glas in zijn hand trilt, de zweetdruppels vormen riviertjes op zijn gezicht. ‘Zij was lekker makkelijk, hè, Jack? Een appeltje voor de dorst toen je bij mij niets kon krijgen. Ik vind het goed. We zijn klaar.’ Wanneer ik mijn blik weer naar de papegaai verplaats, worden mijn ogen ingehaald door vliegend glas. ‘Klaar nu!’, roept de cowboy met overslaande stem. ‘Het is genoeg. Jij en ik weten toch dat ik het zo weer zou doen, Phillipe.’
Het geschreeuw heeft de benevelde barman gewekt. ‘Zeg Jack. Is het klaar nu? Stel je liever voor aan deze man.’ Hij wijst mij aan en vraagt mijn naam. Ik mompel wat en neem een slok uit het glas dat zojuist nog leeg was. Alleen in een droom, denk ik, tot de muziek steeds luider speelt. ‘Proost’, zegt de barman nog, ‘en goedemorgen.’
Thijs Ros
Den Haag, juni 2020.