Man-child
Ik luisterde de podcast van mijn recente lievelingsserie ‘Hacks’ (over de feministische generatie-clash tussen een oudere vrouwelijke comedian en haar nieuwe biseksuele Gen Z grappenschrijver), waarin Susie Essman (eveneens oudere vrouwelijke comedian, met een gastrol in de serie) stand-up comedy vergeleek met “zorgen voor het publiek.”
“Dat is waarom vrouwen er zo goed in zijn,” sprak ze overtuigd, “omdat we connecties kunnen maken en kunnen verzorgen.” Ze vervolgde: “Weet je waarom het zo ongemakkelijk is om een slechte comedian te zien optreden? Omdat het dan omdraait. Opeens moeten wij voor hem zorgen. Dat is niet de afspraak. En heel pijnlijk.”
Vorige week trad ik voor het eerst in veertien jaar weer op als stand-up comedian. Het ging goed, onder lastige omstandigheden (vlak voor ik op ging begaf de microfoon het). Ik had er plezier in, wat het belangrijkste doel was.
Maar ergens halverwege, toen ik een beetje op dreef begon te komen, maakte ik een slippertje. Het viel me op dat de linkerkant van het zaaltje afgeleid was, of in elk geval minder hard lachte. Dus ik draaide me naar hen toe en vroeg: “Luisteren jullie wel?”
Achteraf herkende ik de defensiviteit van die vraag, precies het soort (mannelijke) verwendheid die Susie Essman beschrijft bij slechte comedians: ik eiste bevestiging van het publiek, in plaats van dat ik hen verzorgde.
Ik luisterde die podcast op weg naar het Stadsdeelkantoor, om de geboorte van mijn nieuwe zoon, aan te geven. Het was bloedheet, maar al fietsend blies er een aangename wind in mijn gezicht. Toen ik even later alles doornam met de achter glas gezeten ambtenaar en de namen van ons derde kind officieel op papier zag staan, werd ik plots toch emotioneel.
“Ik hou het kort vanavond,” zo had ik mijn stand-up set geopend. “Mijn vrouw is namelijk negen maanden zwanger. Wat, zoals u misschien weet, de complete hoeveelheid is. Zwangerder dan dat word je niet. Mag niet. Is niet toegestaan.”
Op zondagmiddag fietsen we nog met z’n vieren (ik met de kinderen, M. met haar fietstassen vol kinderboeken) naar de OBA, ook al zo’n heerlijk gemeentelijk gebouw waar saaiheid en geborgenheid elkaar ontmoeten. De kinderen verzamelden een nieuwe buit van boeken over roofvogels en Asterix & Obelix-strips, terwijl M. met haar enorme buik vanuit een grote rode stoel toekeek. Ik sneakte ‘Zwerftocht met Korilu’ van Thea Beckman in Tinus’ stapel.
De verloskundige was ongelofelijk sterk en lief. Ze zei steeds tegen M.: “Ik geloof je.” Of: “Ik vertrouw je lichaam.” Het was belangrijk dat ze dat zei. Dat had ik misschien ook tegen de linkerkant van de zaal moeten zeggen tijdens mijn stand-up set: “Ik geloof jullie. Ik vertrouw jullie lichaam.”
Korilu is een klein mannetje dat Jasper, een belezen jongen die denkt dat-ie alles weet, vanuit zijn borstzak op wereldreis dirigeert. Ergens op de eerste pagina’s, die ik aan het eind van de eerste dag met de baby bovenin het stapelbed aan Tinus voorlas, zegt Korilu met zijn piepstem: “Mensen die steeds haast hebben, ontmoeten geen wonderen.”
Laatst bedacht ik dat het allerbelangrijkste wat ik de afgelopen zes, bijna zeven jaar geleerd heb, dat ik niet meer baal als ik een huishoudelijke taak uitvoer. Meestal niet meer. Ik doe het gewoon. Ik denk er niet eens over na. Het moet gebeuren.
Schrijver Toni Morrison, die pas op haar 39e als alleenstaande moeder haar eerste roman publiceerde en later de Nobelprijs voor de Literatuur won, zei daarover in een interview:
“A grown-up — which I think is a good thing to be — is a person who does what she has to do without complaining, without pretending that it’s some enormous, heroic enterprise.”
Vanochtend hoorde ik M. en de kraamverzorgster praten over mannen. De kraamverzorgster zei: “Mijn vriend is 28 en hij is nog steeds een puber.” M. vertelde over het fenomeen ‘recovering man-child’. Ze lachten, een beetje vertederd misschien ook wel, want wat moet je anders? Ik was intussen onder de tafel de ontbijtkruimels aan het opvegen. Ik denk dat ze vergeten waren dat ik er was.
Tijdens de bevalling verdween ik soms ook, maar waar dat me de eerste keren heel onzeker maakte, voelde dat nu juist passend. Ik kon dan leunend tegen de muur van de slaapkamer of zittend op mijn nachtkastje toekijken terwijl voor me de sterke vrouwenshow zich voltrok. Het was op z’n zachtst gezegd indrukwekkend. En zodra er om water gevraagd werd, haalde ik water.
Als ik John vast heb, ben ik niet bang. Zijn huiltje maakt me niet onzeker of defensief. Ik weet nog dat ik een uur na de geboorte van Tinus in het ziekenhuis mijn schoonouders belde, terwijl hij op de achtergrond blèrde van de hoofdpijn. “Oh ik hóór ‘em,” zei mijn schoonvader ontroerd, “wat mooi!” Destijds dacht ik nog: mooi? Mooi? Angstaanjagend zul je bedoelen.
John nestelt zich graag in mijn nek. Ik voel een diepe behoefte om voor hem te zorgen. “Ja hoho, wacht maar, hij is net geboren, give it a minute,” zei de Amerikaanse schrijver Ariel Levy toen ik haar een week na Tinus’ geboorte interviewde en vertelde dat ik “crazy happy” was, waarop ze me vakkundig de les las over vrouwelijk ‘animal work’, overgave en of ik me weleens had voorgesteld hoe het zou zijn als er elke maand bloed uit mijn penis zou komen?
Natuurlijk, ook dit zal uitdagingen met zich meebrengen. Je kunt het leven niet uitspelen, als een enormous, heroic enterprise. Ook als je plezier hebt op een stand-up podium, je eindelijk weer vrij lijkt te voelen, kun je opeens een sneertje uitdelen. Net zoals je opeens tranen in je ogen kunt krijgen op Stadsdeelkantoor Noord. Ik zal altijd een recovering man-child blijven. Gelukkig heb ik nu nog een klein kindmannetje naast me, om me nieuwe lessen te leren.
Je kunt voor dit stukje doneren via deze Open Tikkie-link: https://tikkie.me/pay/8eku0v4nbnk3fdnuakrl. Let wel, ik hoef geen kraam-donaties, doe het als eventuele waardering voor het stukje, die zaken moeten toch echt gescheiden blijven. Over zaken gesproken: op 19 september komt onze comedyserie ‘Beter Wordt Het Niet’ uit op de NPO (en later ook in Duitsland en België). Vorige week werd een eerste teaser gelanceerd. Waarover later vast meer. Schrijf iemand anders in voor mijn nieuwsbrief en fijne zomer!