Garage
De auto stond al bijna twee weken bij de garage. Er moest veel gebeuren: de voorste raampjes gingen niet meer open, waardoor ik in parkeergarages altijd de deur open moest doen om het kaartje te kunnen pakken. De verwarming deed het niet, waardoor we sommige ritjes bibberend doorbrachten. De deuren gingen alleen nog handmatig op slot.
De vorige garage had het probleem niet kunnen oplossen. Bovendien zag ik vervolgens bij het ophalen dat de neus van de garagehouder gebroken was. “Ik ben geen oplichter,” bezwoer hij me. Maar die witte pleister over zijn gehavende neusbrug en zijn beurse boksers-ogen straalden niet echt vertrouwen uit, zeg maar. In Amsterdam-Noord is de criminaliteit nooit ver weg.
Ik belde de nieuwe garage. “Goedemiddag,” sprak een montere jongeman met een Amsterdamse tongval en een zware stem. “Oh ja… Skoda Fabia…” Geritsel van papieren. “Sorry hoor,” zei hij na een korte stilte, “ik heb de boel tijdelijk overgenomen vanwege een sterfgeval in de familie.” “Oh, wat naar.” “Ja, een neef van de eigenaar. Tragisch.”
De reparatie kwam neer op een flink bedrag. Hij schrok er zelf ook van. “Ik ben ook maar de vervanger weet je,” zei hij. Iets aan zijn toon maakte dat ik hem vertrouwde. Ik zuchtte. Het moest maar. De auto zou de volgende dag al klaar zijn. “En mag ik u iets ongemakkelijks vragen?” zei hij. “Zou u misschien in contanten kunnen betalen?”
De volgende dag pinde ik de honderdjes en liep enigszins op mijn hoede naar de garage. Eenmaal daar ontspande ik echter direct: ik hou van de geur van benzine, van de rommeligheid en de vage radiomuziek. En de naaktkalenders natuurlijk. Wie houdt er niet van naaktkalenders. Ik heb niets met auto’s, maar een garage is onmiskenbaar sfeervol.
Ik leunde nonchalant op de balie, al helemaal één met mijn eigen mannelijkheid, toen hij aan kwam lopen: een Turks-Nederlandse jongen van een jaar of achtentwintig, een half-doorzichtig zonnebrilletje op, waarschijnlijk op sterkte. Met zijn ronde hoofd en zijn zwarte snorretje leek hij op de acteur Alfred Molina, of een personage uit The Sopranos.
Hij ging in het hokje op een piepende bureaustoel zitten en begon weer door papieren te ritselen. “Iedereen is naar de begrafenis in Turkije. Het is nog een beetje een zooitje hier,” zei hij verexcuserend. “Heb je het gezien?” vroeg hij vervolgens en gaf me zijn telefoon. Op het scherm zag ik een nieuwsbericht over een ongeluk op de Afsluitdijk, een frontale botsing met een vrachtwagen. Kansloos.
“Het is niet duidelijk of hij te hard reed, of dat iemand hem niet liet inhalen,” zei Alfred droogjes. Het was vreemd om op een telefoon naar de foto van een fataal autowrak te kijken, in de garage van de oom van het slachtoffer bovendien. Een jongen van tweeëndertig, las ik in het nieuwsbericht. Misschien was er in deze garage weleens aan zijn auto gesleuteld?
“Vreselijk,” zei ik toen ik zijn telefoon teruggaf. Alfred knikte. Vervolgens vertelde hij dat hij eigenlijk in een BMW-garage werkte, maar een tijd thuis had gezeten met MS. Ik was even in de war over deze combinatie van afkortingen. “Mijn handen deden het niet meer, weet je,” verklaarde hij. Hij toonde zijn besmeurde handen. Nu ging het wel weer en kon hij hier komen helpen. “Op de bank zitten is ook niks,” zei hij met een lach. De eigenaar was vroeger zijn buurman. Diens zoon was al zijn hele leven zijn beste vriend. “We speelden altijd op straat,” zei hij.
Op dat moment ging de telefoon. Alfred nam op met de speaker-functie. Een vrouw met een typisch Noord-accent zei: “Ja hallo, ik bel namens mijn vader. Hij vraagt zich af: registreren jullie eigenlijk de onderdelen die jullie installeren?” Alfred glimlachte naar mij en zei: “In een computer ofzo? Nee mevrouw, dat doen wij niet.” “Ja want mijn vader vraagt zich af waarom hij nu al een nieuwe accu nodig heeft.” “De auto heeft een jaar stilgestaan mevrouw. Dan gebeurt dat.”
Vervolgens kwam de vader aan de telefoon. Benauwd piepend zei hij: “Ik ga het kort houden, want ik heb een longaandoening.” Alfred rolde met zijn ogen naar mij. “Je gaat mij niet vertellen…” hijgde de man, “Dat een ongebruikte accu… zo snel op gaat… moeten accu’s in de winkel ook na een jaar vervangen worden dan?” Het kostte duidelijk moeite om zijn verontwaardiging en zijn kortademigheid te combineren, maar de man had een punt, vond ik.
“Zo werkt dat niet,” zei Alfred echter onomwonden, en wederom vond ik hem zo volwassen en betrouwbaar overkomen, dat ik me meteen achter zijn expertise schaarde. De vader begon traag tegen te sputteren met het laatste beetje zuurstof dat hij in zich had, maar Alfred onderbrak hem: “Ik help even deze klant meneer, momentje.” Hij drukte op een knopje en legde de telefoon weg. “Sorry hoor.”
Terwijl hij mijn rekening met mij doornam, hoorde ik nog steeds vader en dochter verontwaardigd overleggen: “Ik heb nog nooit gehoord… van een accu die zomaar kapotgaat.” “Ik vind het ook vreemd, pa.” Alfred zuchtte. “Altijd gedoe.” Toen hij mijn verbaasde blik zag, zei hij: “Geen zorgen, ze kunnen ons niet horen.” “…en nou zet-ie ons zomaar… in de wacht…” klonk zwakjes uit de telefoon op het bureau.
Ik was meer dan tevreden met dit alles. Maar ik had toch nog een vraag. Waarom moest ik contant betalen? “Omdat we vaak tweedehands onderdelen gebruiken. Die mensen willen liever in cash betaald worden,” verklaarde Alfred kalm. Een volkomen legitieme verklaring, die ik direct accepteerde. En ook al gebruikte hij het om crystal meth te kopen, dan zou ik hem dat gunnen. Hij had tenslotte MS.
Even later zat ik in onze auto. Alles deed het weer. Alleen werkten de knopjes van de ramen nu verkeerd om: naar boven was naar beneden geworden, en vice versa. Maar ook dat had wel iets. Bij de bijrijdersstoel vond ik wat onderdelen die ze waren vergeten op te ruimen. En op de achterbank een pakje sigaretten, bijna helemaal vol.
“Oh sorry hoor,” zei Alfred toen ik de rommel kwam terugbrengen. Bij het pakje peuken lichtte zijn gezicht op: “Ah, die is van mij.” Hij stak er meteen eentje op. Ik spitste mijn oren of ik de vader en dochter nog op speaker hoorde. Ik wachtte nog een tel of hij me een sigaret zou aanbieden. Ik nam nog een kleine snuif benzine. Toen keken we elkaar aan, schudden elkaar de hand en verliet ik die plek vol vuil en menselijk leed, waar elke dag toch nog een hoop gerepareerd wordt.
Zoals altijd is er een kans om te DONEREN voor dit stukje. Via deze Open Tikkie: https://tikkie.me/pay/jpmjoj6lf417popprb31. Elk bedrag mag, niks mag ook. Stuur het ook vooral door of schrijf iemand anders in, want ik verlies altijd wat abonnees (begrijpelijk), maar ik krijg er niet altijd even veel bij. Zou toch mooi zijn als die ratio een beetje 1:2 zou blijven.